Van je collega’s moet je het toch hebben.
Sta ik nietsvermoedend met mijn oortjes in die hele lekkere radio 538 muziek produceert, een smsje te maken aan iemand, kijk niet op of om, omdat een smsje maken best wel eens moeilijk is , komt er plotseling een collega achter me staan, die ik nog steeds niet in de gaten heb, maar de mensen om mij heen wel. Ik sta fijn beetje te wiebelen op de muziek en staar vol verwachting naar mijn “goede” telefoonschermpje, krijg ik plotseling van haar een knie achter in mijn knieholte geschoven.
Ik schrik mij een hoedje, slaak een gil (zodat iedereen naar me kijkt), laat van schrik bijna mijn foon uit mijn handen vallen en draai me om. Staat daar mijn collega lachend naar me te kijken, terwijl de mensen om me heen ook allemaal in een deuk liggen.
’t Is maar goed dat ik zo’n sterk hart heb, anders had ik allang met een hartverknettering op het spoor gelegen of op het perron, alwaar een of andere aardige meneer me vast wel mond op mond beademing had willen verlenen, maar dat hoefde nu niet.
Mijn collega lag in een deuk, ik riep dat ik haar in elkaar ging slaan (morgen pak ik haar 3dubbel terug) en iedereen bleef maar lachen.
’t Was vast een grappig gezicht.
Gelukkig kwam daar toen de trein aan naar het Grote Berenbos (gelukkig ook dat de airco het niet deed en het heus niet zo heet was in de trein) en nog gelukkiger kon ik deze keer ook zomaar opeens een keertje zitten!
Zo en nu ga ik naar moeders op ziekenbezoek in -alweer- een vies heet kamertje, jippie, verheug me er nu al op .
Yogi